De voorbije jaren wordt de wereldbeker veldrijden traditioneel geopend met twee crossen in de Verenigde Staten. Een poging van de UCI om de cross te internationaliseren, ook in Noord-Amerika. Sven Nys en zijn Telenet Fidea Lions zijn voorstanders - hun fietsfabrikant Trek is dan ook gevestigd in Waterloo, locatie van de tweede wereldbeker komend weekend -, Jurgen Mettepenningen en Pauwels Sauzen-Bingoal ziet er het nut niet meer van in. Ondanks een zege van Eli Iserbyt in Iowa City dit weekend.

“Ik vraag me dikwijls af waar we mee bezig zijn”, zegt Jurgen Mettepenningen bij Sporza. “Als je het rationeel bekijkt, dan zie je dat dit geen goeie investering is. Het kost heel veel geld - meer dan 40.000 euro - om naar de VS af te reizen. En buiten de sportieve belangen hebben we geen enkel commercieel belang. Je fietst er tegen dezelfde renners die de week voordien in Eeklo ook al aan de start stonden. Dan vraag je je af wat het nut is om nog in Amerika te crossen. Ik vraag me zelfs af of we volgend jaar überhaupt nog zullen afzakken naar de VS. Ik ben er niet van overtuigd dat we zullen terugkeren.”

Lees verder onder de foto

“We winnen nu wel en zo’n zege in de Wereldbeker heeft een grote sportieve waarde, maar ik weet niet of ik nog afzak naar de VS. Het kostenplaatje loopt hoog op en ik vind het niet verantwoord om die kost te laten dragen door een crossteam.”

Toch wijst Jurgen Mettepenningen niet met een beschuldigende vinger naar de UCI. “Ze hebben geprobeerd om deze sport te mondialiseren, maar daar is weinig sprake van. Het concept is niet geslaagd. Bij de mannen profs in Iowa City bestond de top-veertien uit dertien Belgen en een Nederlander. De eerste Amerikaan - Curtis White - was vijftiende. Dan mag je dit in vraag stellen.”